Vanuit de vraag om een vrijeschool lesmethode ging ik mediteren, wat is taal en rekenen nou eigenlijk?

Als euritmist benader je taal al heel anders, namelijk als een beweging. Taal is een tot klank geworden beweging. De geestelijke wereld draagt gevoelens, wilsimpulsen en begrippen over door middel van beweging, en diezelfde beweging is in de fysieke wereld taal geworden. En taal is overdracht; je draagt iets over van de een naar de ander. Door taal breng je iets in beweging; door iemand iets te vertellen, verander je diens begrip van jou of van de wereld.

Op hetzelfde vlak kan je kijken naar rekenen. Rekenen is ook een beweging in de geestelijke wereld, maar een totaal andere beweging dan taal. Rekenen brengt tot rust.

Stel, je hebt meerdere voorwerpen. Taal kan afvragen: wat voor voorwerpen, hoeveel voorwerpen, hoe groot, hoe ver van elkaar? Het brengt je gedachten en gevoelens in beweging.
Rekenen bepaalt en meet; het zijn zo veel voorwerpen, ze zijn zo en zo groot, zo ver uit elkaar. Dit en dit oppervlak. En samen nemen ze dit oppervlakte in. Rekenen brengt de stroom die taal in beweging zet, tot rust.*

We benaderen rekenen en taal vaak afzonderlijk van elkaar, alsof het twee losstaande gegevens zijn. Maar vaak gebruiken we taal bij het rekenen, en rekenen bij taal. Als je je afvraagt; is dat woord een werkwoord, of een zelfstandig naamwoord, gebruik je bij de vraag taal. Maar het antwoord, vanuit geestelijke beweging gezien, is meer met rekenen gelijk. Het is een zelfstandig naamwoord, of het is een werkwoord.

Vormkracht
Bij dit alles kwam ik tot een beeld; een beeld van een lege put, onder in een grote kuil, een tiental meters in doorsnee. Langs de randen van de kuil probeert men via irrigatie, kunstmest en allerlei kunstgrepen nog planten te laten groeien. Zo nu en dan haalt iemand met geluk nog water uit de put, maar daarna is de put weer uitgeput.

Onderin de put is een potentie, alsof er onzichtbaar waterstof en zuurstof is.
Door onderin de put te concluderen; taal en rekenen zijn beide transformatie krachten, de een zet iets in beweging, de ander brengt beweging tot rust, kan de waterstof en zuurstof samen komen en plots stroomt er water in de put, alsof er een bron aangeboord is.

Conclusie
Hieruit concludeer ik dat we een andere benadering van taal en rekenen nodig hebben.

We passen in de vrijeschool al allerlei kunstvakken en handwerken toe, waarvan we vaag weten dat het goed is voor rekenen en taal (breien of weven is het eigenlijke rekenen, meer dan sommen doen, zoiets heeft Steiner eens gezegd, dacht ik).
Zouden we dat concreter moeten begrijpen, concreet weten welke activiteit wat doet? Zo van: welke transformatie kracht gebruik ik nou, welke kracht voed ik met deze activiteit in de kinderen?
Dat je bijvoorbeeld kan zeggen; ik ga komende tijd met breuken beginnen, dus is het goed de kinderen eerst te voeden met, zeg, euritmie, of boetseren. Weten we dat?
Ik vermoed dat dat mijn volgende vraagstuk wordt.

* Het tot rust brengen bij rekenen betekent niet stilstand; een cirkel beweging, of een lemniscaat beweging is in principe ook een rust toestand. Een beweging van A naar B is niet in rust, of versnellen of verlangzamen.